Letse steward die op zeeschip met vlag van Bahama’s vaart volgens A-G premieplichtig in Letland

Advocaat-generaal Pitruzzella concludeert dat SF premieplichtig is in zijn woonstaat Letland. Het schip waarop SF zijn werkzaamheden verricht, vaart namelijk onder de vlag van de Bahama’s.

SF heeft de Letse nationaliteit en woont in Letland. Van 13 augustus tot en met 31 december 2013 werkt hij in loondienst van een in Nederland gevestigde vennootschap. SF werkt als steward op een zeeschip dat vaart onder de vlag van de Bahama’s. Het schip ligt in die periode boven het Duitse deel van het continentale plat onder de Noordzee. In geschil is of SF premieplichtig is voor de Nederlandse volksverzekeringen.

Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het geen ‘acte clair’ of EG-Verordening 883/2004 de socialezekerheidswetgeving van de werkgeversstaat of van de woonstaat aanwijst. Het is de vraag of na de invoering van de restbepaling van art. 11 lid 3 onderdeel e EG-Verordening 883/2004 in deze situatie de zogenoemde Aldewereld-leer nog geldt. De rechtbank stelt daarom prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (V-N 2017/24.13).

De Hoge Raad beslist dat de werkzaamheden worden verricht op een niet-EU gevlagd zeeschip, zodat de zeevarendenbepaling van art. 11 lid 4 EG-Verordening 883/2004 niet rechtstreeks van toepassing is. De tekst van art. 11 EG-Verordening 883/2004 lijkt tot de conclusie te leiden dat een geval als dat van SF onder de algemeen geformuleerde restbepaling van art. 11 lid 3 onderdeel e EG-Verordening 883/2004 valt. SF is dan premieplichtig in zijn woonstaat Letland. Als echter art. 11 lid 4 EG-Verordening 883/2004 van toepassing is, zou Nederlands recht van toepassing zijn. Omdat volgens de Hoge Raad onduidelijk is welke bepaling van toepassing is, stelt hij een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie EU (V-N 2017/52.14). Read more

Letse zeevarende is verzekerd in zijn woonstaat

Een Letse zeevarende die buiten de EU werkt is verzekerd in zijn woonstaat. Dat is (ook) de conclusie van Advocaat-Generaal Pitruzzella (Europese Hof van Justitie) naar aanleiding van een prejudiciële vraag die de Hoge Raad der Nederlanden heeft gesteld aan het Europese Hof van Justitie (zaak C-631/17) naar aanleiding van een procedure die door Robelco Tax Services wordt gevoerd.

Casus
In de zaak gaat het om een inwoner van Letland met de Letse nationaliteit die in het jaar 2013 werkzaam is voor een in Nederland gevestigde werkgever. De werkzaamheden van de Letse zeevarende worden verricht aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van de Bahama’s vaart.In geschil is of de werknemer in deze periode onderworpen is aan de Nederlandse volksverzekeringen. De inspecteur stelt dat artikel 11, lid 3, onder e, van EG-Verordening 883/2004, niet op de Letse zeevarende van toepassing kan zijn en dat dientengevolge op basis van het arrest Aldewereld de wetgeving van het land waar de werkgever is gevestigd van toepassing is. Dat is in deze zaak Nederland. De vraag die derhalve beantwoord moet worden is of artikel 11, lid 3, onder e, van EG-Verordening 883/2004 van toepassing is op de Letse zeevarende die buiten de EU zijn werkzaamheden verricht.

Conclusie A-G Pitruzzella (Europese Hof van Justitie)
Volgens de A-G valt deze situatie inderdaad onder dit artikel, de nieuwe vangnetbepaling van EG-Verordening 883/2004 (artikel 11, lid 3, onder e). Dat artikel wijst de sociale zekerheidswetgeving van de woonstaat aan. Er is discussie over of dit artikel niet slechts in toepassing is beperkt tot inactieven en post-actieven. Maar volgens de A-G is dit niet het geval, omdat dit niet naar voren komt uit de tekst van het artikel en de (summiere) toelichting daarop. De toepassing van de vangnetbepaling resulteert vervolgens in het aanwijzen van de wetgeving van het woonland van de werknemer (in casu de Letse), waardoor de Nederlandse wetgeving inzake sociale zekerheid niet op de Letse zeevarende van toepassing is. Dit is in lijn met hetgeen is ingebracht door Robelco Tax Services en stemt volledig overeen met de uiteenzetting van de Hoge Raad der Nederlanden in deze zaak. Read more

Prejudiciële vraag premieplicht Letse zeevarende

De Hoge Raad vraagt aan het Europese Hof welke lidstaat de Europese Verordening 883/2004 aanwijst als een Letse zeevarende voor een Nederlandse werkgever werkt op een zeeschip dat buiten EU-grondgebied vaart onder de vlag van de Bahama’s.

De casus
Een Let die in Letland woonde was gedurende een periode in 2013 in dienstbetrekking werkzaam bij een Nederlandse B.V. Hij werkte als zeevarende op een zeeschip dat buiten de EU, EEG en Zwitserland voer, onder de vlag van de Bahama’s. Er was discussie over de vraag of de zeevarende in zijn werkperiode premieplichtig was voor de Nederlandse volksverzekeringen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verzocht de Hoge Raad om een prejudiciële beslissing hieromtrent. A-G Wattel adviseerde de Hoge Raad vervolgens om te antwoorden dat in dit geval EG Verordening 883/2004 de wetgeving van de woonstaat Letland aanwijst voor de werkperiode. En dat niet onderzocht hoeft te worden of de Letse wetgeving voorziet in aansluiting van de werknemer bij enig stelsel van sociale zekerheid. Read more